Op 7 oktober 1946 maakt een Fairey Firefly van de MarineVliegDienst een vlucht boven Apeldoorn. De piloot gaat stunts uithalen boven de stad en raakt daarbij het gebouw van de Christelijke HBS aan de Jachtlaan. het vliegtuig stort neer en het gebouw vliegt in brand.
In de gymzaal was klas 2C aan het oefenen. 27 leerlingen raakten zwaar gewond, 22 overleden.
De prelude:
Sinds januari 1946 had de Marine VliegDienst de beschikking gekregen over 30 jagers van het type Fairey Firefly Mk F 1. De Fairey Firefly was een snelle en wendbare tweezitter van Engelse makelij, bedoeld voor verkenningsvluchten, de onderzeebootbestrijding en als jager vanaf vliegdekschepen.
De Marine VliegDienst ging squadron 860 met 15 nieuwe Firefly’s inzetten vanaf de basis Morokrembagan in het roerige Indië. In het najaar van 1946 was het vliegkampschip Karel Doorman met de in Engeland ingeladen toestellen onderweg naar Indië. De 15 Firefly’s bereikten op 10 oktober 1946 hun bestemming.
Sergeant-vlieger Max Christern was in de eerste week van oktober 1946 gekeurd om met de Firefly in Indië dienst te gaan doen. Toen hij maandag 7 oktober 1947 van zijn ouderlijke woning in Apeldoorn terugkeerde op de Marinevliegbasis Valkenburg hadden zijn superieuren goed nieuws voor hem: hij was goedgekeurd.
In een jubelstemming steeg hij die ochtend op voor een oefenvlucht met een Fairey Firefly en zette koers naar Apeldoorn.
Het verloop:
Boven het Marktplein van Apeldoorn haalde Max Christern kunstjes uit met de snelle, wendbare Firefly. Hij liet het gas los, zodat het toestel naar beneden dook, en trok vervolgens met brullende motor weer op. Van het Marktplein zette Max Christern koers richting Ribeslaan, waar zijn moeder woonde.
Soldaten in een legerkamp aan de Vliegerlaan zagen het toestel aankomen en keken enthousiast naar de stunts. Ook in de Christelijke HBS aan de Jachtlaan hoorde men het toestel laag overkomen, maar de leerlingen mochten niet naar buiten kijken.
Rond 11.20 uur kwam de Firefly zo laag bij de grond dat het vliegtuig de schooltoren van de HBS dreigde te raken. De vlieger probeerde dit te voorkomen, maar raakte met de rechtervleugel de linkerhoek van het hoofdgebouw. De brandstoftank aan de onderzijde van de Firefly raakte de gymzaal en scheurde open. Het toestel vloog in enige bomen achter de school en sloeg te pletter. Max Christern kwam door de crash om het leven.
In de gymzaal waren op dat moment de 27 leerlingen van klas 2C onder leiding van gymleraal Dobbenga aan de vrije oefening bezig. De brandende vliegtuigbenzine verspreidde zich als een vuurbol door de zaal. Dakbalken kwamen brandend naar beneden.
De 27 leerlingen raakten overdekt met zware brandwonden. In paniek renden ze alle kanten uit en sprongen in de vijver naast de school. Ook de leerlingen en leraren elders in de school ontvluchtten in paniek de gebouwen.
De hulpverlening kwam snel op gang. De nabij gelegerde soldaten schoten te hulp met dekens en slaolie om de brandwonden te bedekken. De gewonden werden afgevoerd naar het ziekenhuis en de brandweer kreeg het vuur snel onder controle.
22 jongens overleden aan hun verwondingen. De moeder van de vlieger overleed door de gebeurtenissen aan een hartaanval.
De oorzaken:
Net na de oorlog was het vliegen een jongensdroom voor avontuurlijk ingestelde mannen. Er was in dat prille naoorlogse tijdperk weinig behoefte aan regels, men deed het immers voor de goede zaak. Zo was het plannen en uitvoeren van de oefenvlucht geheel een zaak van de vlieger zelf. Hij kon min of meer doen en laten waar hij zin in had.
Max Christern had geen toestemming voor een oefenvlucht naar Apeldoorn. Toch kon hij zonder problemen met een vliegtuig van Valkenburg opstijgen. Het toestel stond niet continu in verbinding met een verkeersleiding. Niemand wist waar Max was of waar hij heen ging.
Waarom hij boven de bebouwde kom van Apeldoorn kunstjes ging uithalen is niet bekend. Hij stond niet bekend als een bravourachtige type die onnodige risico’s zou lopen. Waarschijnlijk wilde hij zijn moeder laten weten dat hij was goedgekeurd en wilde hij met de kunstjes haar aandacht trekken.
Het ongeval werd routineus afgehandeld. De branden werden geblust en de slachtoffers geborgen of in ziekenhuizen opgenomen. Er was geen opvang en begeleiding voor de overlevenden en de nabestaanden. Na verloop van tijd schoven de overlevenden weer gewoon de schoolbanken in.
Er werd geen diepgaand onderzoek ingesteld. Jegens de piloot of de Marine VliegDienst koesterde men geen rancune. Het was wel vrede, maar de verschrikkingen van de oorlog waren nog te vers. Het leven in Apeldoorn ging snel weer zijn gewone gang in de euforistische stemming van het eerste vredesjaar.
De lessen:
Met een modern jachtvliegtuig zoals de F35 oefengevechten houden kan best onder de noemer stunten worden gebracht, maar er zijn strikte regels voor de gebieden – boven zee – waar dat is toegestaan. Boven land en zeker boven bebouwd gebied moet de piloot zich aan het vliegplan houden en wordt daarbij constant bewaakt door het luchtmacht-verkeersleidingscentrum Dutch Mil. Even een vliegtuig meenemen en naar je moeder vliegen is geen optie meer voor de militaire vlieger.
Militaire oefenvluchten boven Nederland worden met militaire precisie voorbereid en nauwgezet volgens het draaiboek uitgevoerd.
Toch gaat het ook dan wel eens mis omdat militaire vluchten meestal worden uitgevoerd in het vrije luchtruim. Weliswaar staan de militaire vliegtuigen hier onder controle van Dutch Mil, maar de burgerluchtvaart mag in dit vrije luchtruim “op zicht” vliegen, zonder controle en begeleiding van een verkeersleider. Niet voor niets heeft dit ongecontroleerde luchtruim de bijnaam Indian Territory: botsingen moeten op zicht worden voorkomen, maar de kleine burgervliegtuigen zijn meestal van een heel ander kaliber dan een F35 of een F16. Op 24 april 2002 botste een Belgische F16 bij Haren op een ultralight en op 22 december 1999 een Nederlandse F16 op een Piper bij Etten-Leur.
Ongevallen zoals deze worden onderzocht door de Onderzoeksraad voor de Veiligheid.
De slachtofferopvang na een ramp is sinds 1946 lange tijd nauwelijks veranderd. Men moest de draad weer gewoon oppakken en vooral niet zeuren. Pas na de Bijlmerramp in 1992 kwam een grootscheeps psychologisch nazorg-traject voor directe en indirecte slachtoffers op gang. De psycho-traumatische behandeling is sindsdien een standaard onderdeel van de rampenbestrijding geworden.