7 november 1975 Explosie DSM Geleen

Op 7 november 1975 wordt op de locatie Zuid van DSM in Geleen de naftakraker II (NAK2) weer opgestart na een revisie beurt. Om 9.50 uur breekt een leiding in de compressie-eenheid, waardoor een mengsel van tot vloeistof verdichte gassen onder hoge druk vrijkomt en langs de hete ovens stroomt. Het gas explodeert onmiddelijk, een zg. Vapour Cloud Explosion.
De enorme kracht van de explosie verwoest tal van installaties rond de kraker. Overal ontstaan felle branden in leidingstraten en opslagtanks. 
Pas op 12 november slaagt men erin alle branden te blussen. 14 medewerkers van DSM komen om, 109 mensen raken gewond.

De Prelude:

Aan het eind van de negentiende eeuw bereikt de industralisatie ook Nederland. Met de opkomst van de stoommachine neemt de vraag naar steenkool explosief toe en kunnen de steenkolenlagen onder het Limburgse heuvelland ontgonnen worden. Behalve een aantal particuliere mijnen gaat ook de Staat der Nederlanden steenkoolmijnen exploïteren. Daartoe wordt in 1902 de Dienst der Staats Mijnen (DSM) opgericht. De kolen uit de Staatsmijnen hebben een povere kwaliteit en zijn alleen geschikt voor de de productie van cokes. Cokes worden gemaakt door de droge destillatie van vermalen steenkool. Bij dat proces komen allerlei chemische bijproducten vrij, die DSM gaandeweg verder ging bewerken tot halffabrikaten voor kunststoffen en vezels.
Met de opkomst van aardgas en -olie nam de betekenis van de mijnbouw af, tot uiteindelijk in 1974 de laatste mijn de poorten sloot. DSM had intussen zijn toekomst veiliggesteld als chemie-producent. Ten westen van Geleen had DSM twee grote terreinen in gebruik voor zijn chemische activiteiten: 
De lokatie Zuid, ten zuiden van de A76, en de lokatie Noord ten noorden daarvan. Tegenwoordig heet het gehele industrieële complex rond Geleen “Chemelot”, waar DSM een deel van in gebruik heeft.

Op de DSM lokatie Zuid (LOKU, Lokatie hoofdgroep KUnststoffen) staat in 1975 de naftakraker NAK2. 
Bij het “kraken” van aardolieproducten zoals nafta, verandert de moleculaire samenstelling van een gas of een vloeistof. Daaruit ontstaan in verschillende stappen allerlei halfproducten, die in andere fabrieken weer verder verwerkt kunnen worden. Een naftakraker bestaat uit 3 delen: In de ovensectie wordt de nafta verhit zodat de stof uitéénvalt in een gas, dat samengeperst wordt. In de koude sectie worden de lichtste componenten uit het samengeperste gas gescheiden en wordt waterstof, methaan, ethyleen, propyleen/ propaan en C4 koolwaterstof. In de warme sectie worden de zwaarste componenten gescheiden, zoals C5 koolwaterstof, benzeen, tolueen en xyleen. 
Al die stoffen zijn zeer brandbaar en explosief, zodat er hoge bouwkundige- veiligheids-eisen aan een kraakinstallatie gesteld worden. 

Achter de witte tanks staat naftakraker 2

De NAK2 was in 1966 gebouwd en had een capaciteit van 100.000 ton ethyleen per jaar. De kraker was in september 1975 voor zeven weken buiten dienst gesteld voor een onderhoudsbeurt. Het afsluiten en weer opstarten van een kraakinstallatie is een langdurig proces, dat zich over meerdere dagen uitstrekt. Zo was het opstarten van de NAK2 op 5 november begonnen.

DSM lokatie Zuid. Naftakraker 2 stond in de rode cirkel
Het verloop:

In de ochtend van de 7e november 1975 is de NAK2 bijna aan het eind van de opstart procedure. Er wordt weer nafta verhit en de aansluitende secties gaan geleidelijk weer aan het werk. In de controlekamer in het midden van de kraakinstallatie wordt het proces nauwgezet gevolgd door de proces-operators. 
Het is 9.50 uur als een leiding met tot vloeistof verdichte gassen breekt. In de controlekamer wordt de breuk direct gesignaleerd en er wordt gasalarm gegeven. De gassen, propaan, propeen, butaan en butadiёen komen onder hoge druk vrij. Er ontstaat een zeer explosieve gaswolk, die met de wind meedrijft in de richting van de hete oven. Nog in dezelfde minuut vindt een enorme explosie plaats, een Vapour Cloud Explosion
Door de explosie scheuren nog veel meer leidingen met explosieve en brandbare stoffen in en om de kraker. Overal in de installatie breken felle branden uit. 
Naast de kraker loopt een fabrieksstraat met transportleidingen. Aan de andere kant van de fabrieksstraat staat een tankerpark. Ook de transportleidingen en de opslagtanks scheuren door de drukgolf van de explosie en rondvliegende resten van de kraker, en raken in brand.

De rampbestrijding

Op zo’n groot chemisch complex is uiteraard een zeer goed uitgeruste bedrijfsbrandweer aanwezig, die direct na het gasalarm in actie komt. De omvang van de ramp is direct duidelijk en DSM begint geheel zelfstandig een rampenbestrijdings scenario uit te voeren. Er wordt een centraal commando ingericht en tegelijkertijd worden alle processen en installaties op het terrein stilgelegd. Het DSM personeel wordt geëvacueerd en de koppen worden geteld. Toch kan men niet snel vaststellen hoeveel mensen er in de brandend puinhopen achter zijn gebleven. Er waren op dat moment tientallen mensen in en om de kraker aan het werk. De bedrijfsbrandweer probeert zoveel mogelijk ruimtes in de felbrandende kraker te doorzoeken en gewonden te bergen.

Buiten de poorten van DSM is de explosie niet onopgemerkt gebleven. Het verkeer op de naastgelegen A76 wordt door de explosie zowat van de weg gedrukt en in de nabijgelegen plaatsen Beek, Geleen, Stein en Elsoo sneuvelen honderden ruiten. De gemeentebrandweren van Sittard en Geleen zijn niet automatisch door DSM gealarmeerd, maar rukken na de explosie direct uit in de richting van de enorme rookkolom boven de lokatie Zuid. Het lukt niet contact op te nemen met DSM, het telefoonnet is dan al overbelast. 

Tegen 10.30 uur zijn uit alle omliggende plaatsen – totaan Eindhoven en Maastricht aan toe – brandweereenheden onderweg naar DSM. Behalve de naftakraker en leidingen in de leidingstraat, staan ook 3 opslagtanks aan de overzijde van de fabrieksstraat in brand. 
Andere tanks in de omgeving worden door de hitte aangestraald, waardoor het risico bestaat dat hun inhoud gaat koken en door de overdrukventielen gaat ontsnappen. De eerste uren richt de brandweer zich dan ook vooral op het koelen van de tanks die niet branden. Gelukkig zijn de bluswaterleidingen en de vaste sprinklerinstallaties op die tanks niet beschadigd door de explosie. 

de brand in NAK2

Om 16.30 uur is de brand in de naftakraker onder controle, maar de opslagtanks zijn nog lang niet uitgebrand. Een schuimaanval op de felbrandende tank D mislukt. Het schuim/water mengsel veroorzaakt stoomvorming in de tank. De inhoud kookt over en komt brandend in de tankput terecht. Nu staan alle tanks in de put in een zee van vlammen. Daardoor scheurt tank F open en komt nog meer brandbare vloeistof in de brand terecht. De brandweer moet de bluspogingen opgeven en zich beperken tot het afkoelen van de tanks die nog intakt zijn.

Pas op 12 november zijn de laatste branden uit. 14 medewerkers van DSM zijn om het leven gekomen, 109 mensen zijn gewond geraakt

De oorzaken:

Nadat de tot vloeistof verdichte gassen uit de gescheurde leiding ontsnapten ontstond een dichte wolk met een hoogexplosief gasmengsel. Er is dan nog slechts een gering vonkje nodig om de gaswolk te laten exploderen: Een Vapour Cloud Explosion. In de naftakraker was de hitte van oven daarvoor voldoende.
De leidingbreuk zou zijn veroorzaakt door het broos worden van een las ten gevolge van temperatuurschommelingen. Eerst was de kraker voor het onderhoud stilgelegd, waarbij de leiding was afgekoeld. Na het opstarten werd de leiding weer verhit, wat teveel was voor de las.

In 1975 was de tijdgeest in het Limburgse land nog niet zo dat er openlijk getornd werd aan het gezag, waar ook DSM zeer nadrukkelijk deel van uitmaakte. De Dienst der StaatsMijnen had decennia lang een enorme invloed op de handel en wandel van de Limburgers gehad, en ook de lagere overheden liepen braaf mee aan de hand van de machtige rijksdienst. Dat DSM inmiddels geen rijksdienst meer was maar een gewoon bedrijf, leek voor de gezagsverhoudingen geen verschil te maken. 
De Dienst der StaatsMijnen had er uiteraard economisch belang bij dat de productieprocessen – of dat nu processen in de mijnen of in de chemiefabrieken waren – zo veilig mogelijk uitgevoerd werden. In dat model stond echter de veiligheid van de medewerkers niet direct voorop. In de mijnen gebeurden regelmatig dodelijke ongelukken, die door de Dienst routineus werden afgehandeld. Over de achterliggende oorzaken bracht de Dienst niets naar buiten, en precies hetzelfde werd ook door DSM gedaan na de explosie van 7 november 1975. 
De overheid liet beleefd het initiatief voor het onderzoek naar de ramp over aan de ex-collega’s van de ex-Dienst en bemoeide zich er verder niet mee. Dat kwam DSM wel zo goed uit. De onderzoeksrapporten bleven veilig binnenskamers. Voor de buitenwereld en de nabestaanden van de slcahtoffers was het een nootlottig ongeluk geweest, dingen die – net als vroeger op de mijn – gewoon kunnen gebeuren.

Het gevoel van onrecht en miskenning is lang blijven sluimeren bij de nabestaanden in de dorpen rond Geleen. Geruchten rond ondeugdelijk fabrieksmanagement en de minder goede staat van de NAK2 bleven lang onderhuids. Maar met het veranderen van de tijdgeest veranderden ook de gezagsverhoudingen in het Limburgse land. Niet langer was de Dienst der StaatsMijnen een onaantastbaar bolwerk, maar was DSM een gewoon bedrijf, dat tekst en uitleg had te geven wanneer daar een rechtmatige vraag naar was. 
Na een jarenlang juridisch gevecht heeft de Stichting Nabestaanden DSMramp in augustus 2002 DSM en de overheid gerechtelijk gedwongen de onderzoeksrapporten over de ramp vrij te geven. 
Daaruit blijkt dat DSM veiligheidsregels heeft overtreden. Zo werkten mensen in de technische ruimten van de kraker zonder dat daar noodzaak voor was. Eén slachtoffer was een transportmedewerker die een kantoortje had in de meetafdeling van de kraker. Dit personeel had daar niets te zoeken en liep dus onnodig risico’s.
DSM heeft uiteindelijk zijn verantwoordelijkheid voor het ongeval genomen en de nabestaanden een financiële tegemoetkoming gedaan, waarmee “recht is gedaan aan de gevoelens en rechten van de nabestaanden”, aldus de stichting in een perbericht

De lessen:

Petro-chemische installaties zijn uiterst complex en zeer duur. Ze opereren onder extreme omstandigheden, bij hoge druk en temperatuur, met explosieve en brandbare stoffen. 
Veiligheid moet wel aan de basis van het functioneren van deze installaties staan, want ongelukken veroorzaken zeer hoge financieële verliezen: De productie ligt lange tijd stil en de installaties moeten herbouwd worden. In de laatste decennia is ook milieu- en persoonlijke veiligheid een uiterst belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering geworden. 
Het dan is niet verwonderlijk dat juist de petro-chemische industrie van oudsher vooraangestaan heeft in het veiligheidsdenken, maar desondanks is er nog altijd een relatief hoog rest-risico aan deze processen verbonden. 

Na het interne DSM onderzoek is de constructie van apparatuur en pijpleidingen verbeterd om breuk door brosheid of metaalmoeheid te voorkomen. Ook het aantal aanwezige personen bij het opstarten van fabrieken is sinds de ramp zoveel mogelijk beperkt.

Bronnen:

Grote branden in de lage landen, Jan Broekman. © 1985 Kon. Vermande ISBN 90 6040 767 9

http://docplayer.nl/40797076-Door-ir-w-j-m-van-dijk-hoofdbrandmeester-le-klasse-bij-de-inspectie-voor-het-brandweerwezen.html