In de ochtend van 2 december 1975 wordt de stoptrein Groningen-Zwolle door militante Molukse actievoerders bij Wijster gekaapt.
Op 4 december besluiten zeven anderen Molukkers, onder wie een broer van de treinkapers, de Indonesische ambassade in Amsterdam te bezetten om hun kameraden in Wijster te ondersteunen. Er vallen vier doden bij beide gijzelingen.
De prelude:
Nederland doet al eeuwen goede koloniale zaken in het verre oosten. In het uitgestrekte eilanden-rijk tussen Maleisië en Australië in de Stille Oceaan, het toenmalig Nederlands Indië, kunnen veel kostbare grondstoffen worden gevonden. De handel in Oost-Indië is sinds het VOC-tijdperk (de Vereenigde Oostindische Compagnie, van 1602 tot 1799) een onmisbaar bestanddeel van de Nederlandse economie – tot de Indonesische onafhankelijkheidstrijd na de 2e Wereldoorlog daar een bloedig eind aan maakt.
De Molukken is een eilandengroep in het oosten van de Indische Archipel, gelegen tussen Celebes, de Filipijnen, Nieuw-Guinea en Timor. Als de Republiek Indonesië zich in 1945 onafhankelijk verklaard, komen de Zuid-Molukkers in opstand. Zij willen een zelfstandige republiek worden, en op 25 april 1950 wordt in hoofdstad Ambon de RMS, Republik Maluku Selatan (Republiek der Zuid-Molukken), uitgeroepen. Maar de onafhankelijke republiek wordt niet erkend, en op 17 augustus 1950 herstelt Indonesië met militair geweld zijn gezag op Ambon en in de Zuid-Molukken.
4000 Zuid-Molukse militairen van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) komen nu klem te zitten: De nieuwe gezaghebber Indonesië ziet hen als verzetsstrijders en de oude gezaghebber Nederland, hun baas, heeft niets meer te vertellen in de Indische Archipel.
In 1951 krijgen ze de dienstorder om met hun familie tijdelijk naar Nederland te komen. Ze worden met hun gezinnen – totaal zo’n 12500 personen – opgevangen in tijdelijke woonoorden, onder andere in de voormalige interneringskampen Vucht en Westerbork. En ze krijgen te horen dat ze uit militaire dienst zijn ontslagen.
Het onverwachte ontslag uit de Nederlandse militaire dienst zien de Molukkers als een vernedering.
Ook blijkt Nederland toezeggingen voor terugkeer naar een onafhankelijke Molukse staat niet serieus te nemen: Er is nergens internationale steun voor een onafhankelijk Zuid-Molukken te vinden en Nederland kan dat als ex-kolonisator niet gaan afdwingen bij Indonesië.
De oud-KNIL militairen, trouw aan Koningin en Vaderland, worden nu door datzelfde vaderland als ongewenste vreemdelingen bestempeld, die zo snel mogelijk moeten terugkeren naar hun thuisland. Maar zolang er geen onafhankelijke Zuid Molukse staat is, is er ook geen thuisland.
In afgelegen kampen, weggestopt uit het zicht van herrijzend Nederland, bevindt zich opeens een ontheemde, vernederde en gedesillusioneerde bevolkingsgroep zonder toekomst. De door niemand erkende RMS regering-in-ballingschap zetelt op het Drentse platteland. De droom van een onafhankelijke republiek in het verre tropische thuisland leeft alleen nog binnen de muren van de aftandse barakken.
De tweede generatie Molukkers, die opgroeien in de geïsoleerde kampen en woonoorden, zien hoe hun ouders worstelen met de teleurstellingen en de vernederingen. Ook voor hen is er geen toekomst, ze zijn veroordeelt tot een bestaan in de marge van de Nederlandse samenleving, kil, koud, ver van huis en zonder uitzicht om daar ooit verandering in te brengen. De groep radicaliseert:
De RMS regering-in-ballingschap krijgt versterking van een militante groep actievoerders.
Het verloop:
Op dinsdag 2 december 1975 vertrekken de 2-wagentreinstellen 378 en 328 van de “hondekoppen”serie om 09.33 uur uit Groningen voor een stoptreindienst naar Zwolle. Op de bok zit machinist Hans Braam. Op station Assen stappen 7 Molukse mannen het voorste treinstel in met sinterklaaspakketten. Ze zijn met de streekbus uit Bovensmilde gekomen en hebben een kaartje voor Hoogeveen gekocht.
Het is 10.07 uur als de mannen aan de noodrem trekken. De trein maakt een noodremming en komt midden in de weilanden, tweeënhalve kilometer voorbij het Drentse dorpje Wijster, tot stilstand.
Uit de sinterklaaspakketten komen bivakmutsen en wapens te voorschijn.
Machinst Braam komt uit zijn cabine om polshoogte te nemen. Hij komt direct tegenover 2 gewapende Molukkers te staan en vlucht de bagageruimte achter zijn cabine in. Hij wordt dwars door de deur heen neergeschoten en raakt zwaargewond. Kort daarop wordt hij door de leider van de kapingsactie doodgeschoten.
De 72 passagiers in het voorste treinstel krijgen te horen dat ze zijn gegijzeld. Ze worden in het middendeel van de trein samengedreven en moeten de ramen met krantenpapier dichtplakken.
De stilstaande trein trekt de aandacht van een tegemoetkomende trein en van een boerin in een nabijgelegen boerderij. Als de treinbemanning uitstapt om te kijken wat er aan de hand is, wordt er op ze geschoten. Ook de boerin wordt beschoten. Ze maken zich ijllings uit de voeten.
In het toch al stille Drentse land rondom de trein beweegt zich niets meer, maar buiten het zicht van de kapers wemelt het al gauw van politie en leger. In het nabijgelegen Beilen en in Den Haag worden beleidscentra ingericht.
Er worden passagiers vrijgelaten met een brief met eisen. De kapers willen dat er binnen 2 uur een bus en een vliegtuig ter beschikking komt voor hen en hun bij eerdere acties gearresteerde kamaraden. Zo niet, dan worden er gijzelaars doodgeschoten.
Het beleidsteam heeft echter een andere tactiek, die later als “Dutch Approach” door het leven zal gaan: Tijd rekken en traineren; wel praten, maar niet toegeven. Dus blijft het stil rondom de trein als het ultimatum afloopt.
De kapers voegen vervolgens de daad bij woord. Ze kiezen een willekeurig slachtoffer uit om dood te schieten. Maar de executie gaat slordig: De passagier wordt niet geraakt, maar houdt zich dood en weet later te ontvluchten. Een tweede slachtoffer, de dienstplichtig soldaat Leo Bulter, is niet zo gelukkig. Hij valt dood neer naast de trein.
Toch blijft de patstelling tussen de kapers en de regerings-onderhandelaars in stand. Geen van de eisen wordt ingewilligd, ook niet als op 4 december een tweede passagier, Bert Bierling, wordt doodgeschoten.
Op die 4e december besluiten 7 anderen Molukkers, onder wie een broer van de treinkapers, de Indonesische ambassade in Amsterdam te bezetten om hun kameraden in Wijster te ondersteunen. Er valt een dode als een Indonesisch ambassadelid bij een ontsnappingspoging uit een raam valt.
De 10 daaropvolgende dagen blijven beide gijzelingen in stand zonder dat er verder slachtoffers vallen, maar ook zonder dat de kapers dichter bij hun eisen komen.
Intussen is het flink gaan vriezen en is de toestand in de trein steeds moeilijker geworden.
Uiteindelijk geven de kapers zich op 14 december over, na bemiddeling van de president van de RMS, en onder druk van de geruichten dat er in de Molukken represailles genomen zullen worden. In Amsterdam komt de gijzeling op 19 december zonder geweld tot een einde.
De zeven treinkapers krijgen 14 jaar gevangenisstraf. De leider van de kapers, Eli Hahury, die de executies uitvoerde, pleegt in de gevangenis zelfmoord.
Na Wijster verandert er eigenlijk niets.
In de Molukse wijken blijft het vuur van de onvrede branden. Het wordt eind 1976 aangewakkerd door het gewelddadige optreden van de overheid bij het ontruimen van oude woonbarakken. De Molukkers zien hun gedwongen verhuizing uit de woonoorden naar rijtjeshuizen als het definitieve einde van hun droom om ooit terug te kunnen keren naar een vrij Zuid Molukken. Er is in veel woonoorden verzet tegen de verhuizing, maar in woonoord Vaassen, bij Epe, loopt het op 12 oktober 1976 het volledig uit de hand als een politie-eenheid met pantserwagens dwars door nog bewoonde barakken heenrijdt en er Molukse gezinnen ontredderd en zonder huisraad achterblijven. Het is de directe aanleiding voor nieuwe Molukse acties. Hoewel de Binnenlandse VeiligheidsDienst weet te infilteren in de Molukse gemeenschap, krijgen ze er geen lucht van.
Bronnen:
De Molukse Acties, Peter Bootsma, © 2000 Boom ISBN 90 5352 645 5
https://isgeschiedenis.nl/nieuws/molukse-treinkaping-bij-wijster