Om 2.45 uur in de vroege ochtend van zaterdag 19 april 1975 ontstaat benedendeks brand in het rijnschip Prinses Irene, dat ligt afgemeerd aan de kade in Keulen. Aan boord zijn voornamelijk gehandicapte en zieke bejaarden en hun begeleiders. 19 passagiers kunnen niet op tijd uit het schip komen. Een 20ste slachtoffer overlijdt later in het ziekenhuis.
De prelude:
In 1896 is op een Duitse werf de stoomraderboot Stadt Köln gebouwd voor de Mülheimer Dampfschiffahrt in Keulen, die er rijntochten mee gaat maken. Het schip was 56 meter lang, 6 meter breed en mat 270 bruto ton.
In 1959 werd het casco op een werf in Geertruidenberg grondig verbouwd tot het motorschip Prinses Irene. Er kwamen 52 passagierscabines en twee Mercedes dieselmotoren in. Vanaf 1962 gaat de rederij Ketel uit Zutphen er mee varen.
In augustus 1971 was het het schip betrokken bij een scheepsbotsing midden op de Rijn, wat tot zware schade leidde, maar er vielen geen slachtoffers.

De Prinses Irene had geen speciale voorzieningen voor minder-validen. De gangen waren nauw en er waren smalle, steile trappetjes tussen de verschillende dekken.
Toch wordt het schip in 1975 door de Zonnebloemstichting gehuurd voor een aantal Rijnreizen. Op 14 april schepen 92 Zonnebloem reizigers in voor een 6-daagse Rijnvaart. De helft van de passagiers was in enige mate gehandicapt, waarvoor de Zonnebloem extra begeleiders mee liet varen. Er was een 13-koppige bemanning aan boord.
De Prinses Irene ligt op vrijdag 18 april aan de Rijnoever in Keulen. Het zal de dag erop terugvaren naar Amsterdam. Die vrijdagavond is er nog een afscheidsfeest aan boord maar rond 23 uur die avond is iedereen benedendeks in de hutten voor de laatste nacht aan boord. De bemanning loopt nog twee wachtrondes, waarvan de laatste om 01.30 uur.
Het verloop:
Op zaterdag 19 april 1975 om 02.48 uur ziet de bemanning van een politiewagen rook en vlammen uit het schip komen en slaat alarm. De Keulse brandweer stuurt direct 3 blusboten naar het brandende schip en schaalt op naar “Alarm Stufe 4“, waardoor nog 4 bluswagens en in totaal 80 brandweerlieden in actie komen.
Het reddingswerk verloopt moeizaam. Mensen worden door de kapotte ramen van het schip naar buiten gehaald. Het lukt om 86 van de 105 opvarenden van boord te krijgen, zij het dat velen (zwaar)gewond waren.
Om 04.06 uur zinkt het schip. Benedendeks in het middendeel blijven 19 passagiers onbereikbaar en overlijden. Later overlijdt nog een gewonde passagier in het ziekenhuis.
De oorzaken:
De brand is begonnen in een hut in het midden van het schip, maar de Keulse politie kon geen verdere aanwijzingen vinden over het ontstaan van de brand. Een gerucht dat drie hostesses in hun hut nog een sigaret hadden gerookt ondanks het rookverbod, werd door de politie ontkend.
Er kwam veel kritiek op de Zonnebloem organisatie die mindervaliden op een schip had geplaatst zonder speciale voorzieningen daarvoor. De gangetjes in het 6 meter brede schip waren smal, en er waren steile trappetjes en drempels die een snelle evacuatie onmogelijk maakten. Het schip had geen rookmelders of een centrale brandmeldinstallatie. Tijdens de brand werden de opvarenden door geschreeuw gewekt en konden vaak op eigen kracht, maar met de grootste moeite, het bovendek of de kade bereiken, geholpen door omstanders en de brandweer.
De lessen:
Volgens de rederij had het schip een keuring van de Duitse Rijnvaart commissie, en ook de Zonnebloemstichting zou het schip zelf hebben goedgekeurd voor de aanvang van de Rijnreizen met mindervaliden. Maar de Rijnvaart commissie kijkt niet of een passagiersschip een tocht met gehandicapten gaat maken. Of de Zonnebloem-stichting zelf de expertise had om een schip te keuren op brandveiligheid, rook- en brandsignalering en evacuatie-mogelijkheden mag worden betwijfeld.
Na deze ramp kwam daar wel veel meer aandacht voor, en nu worden schepen speciaal voor deze doelgroep gebouwd of aangepast.
Bronnen:
https://www.binnenvaart.eu/passagiers-radersleepboot/28369-stadt-koeln.html
https://leiden.courant.nu/issue/LLC/1975-04-21/edition/0/page/1?query=