In de middag van 13 mei 2000 ontstaat brand op het terrein van de vuurwerkhandel SE Fireworks in Roombeek West in Enschede. Terwijl de brandweer de brand blust exploderen de vuurwerk opslagplaatsen. Door de explosies wordt een gebied van 42 hectare groot verwoest: 450 huizen gaan geheel verloren, in de omgeving raken 1500 woningen beschadigd. Er vallen 947 gewonden, waarvan er 527 in ziekenhuizen moeten worden behandeld of opgenomen. 23 mensen komen om het leven.
De prelude:
Op het bedrijventerrein aan de Tollensstraat in Enschede-Noord is sinds 1975 het kunstvuurwerkbedrijf van H. Smallenbroek gevestigd. Het bedrijf staat weliswaar vlak bij een woonwijk, maar de gemeente heeft vergunningen verleend en bovendien zal het bedrijf uiterlijk 31 december 2002 verhuizen naar een veiliger locatie.
Het bedrijf, dat in 1994 SE Fireworks gaat heten, is gespecialiseerd in het maken van professionele vuurwerkshows, maar importeert ook consumentenvuurwerk. Beide soorten vuurwerk liggen opgeslagen in 13 speciaal daarvoor gebouwde opslag- en werkplaatsen. Tijdens de bouw daarvan zijn er tijdelijk 7 zogeheten MAVOboxen neergezet, een soort prefab garages. Die voldoen niet aan alle eisen voor de vuurwerkopslag, maar krijgen toch een vergunning omdat het een tijdelijke voorziening is.
Na het gereedkomen van de speciale opslagplaatsen blijven de MAVOboxen echter in gebruik.
In 1998 nemen 2 werknemers van Smallenbroek, R.Bakker en W.Pater, de zaak over. Het bedrijf is zeer succesvol en moet de opslagcapaciteit op het terrein uitbreiden. Omdat er al sinds 1991 sprake is van verhuizing worden 7 zeecontainers neergezet om vuurwerk in op te slaan. Ook de zeecontainers voldoen niet aan de eisen die aan vuurwerkopslagplaatsen worden gesteld, maar SE Fireworks krijgt er wel een vergunning voor. In 1999 en 2000 worden nog 2 zeecontainers bijgeplaatst.
Op 19 juli 1999 krijgt SE Fireworks een millieuwet vergunning voor het opslaan van 158.500 kg. vuurwerk.
Het bedrijf heeft behalve de 2 directeuren en hun vrouwen nog 2 vaste medewerkers in dienst. Voor de vuurwerkshows doen ze een beroep op afroepkrachten.
De handel in consumenten vuurwerk is aan strenge eisen gebonden. De verkoop aan consumenten mag maar gedurende een kort tijdsbestek voor 31 december plaatsvinden. Het professionele vuurwerk mag helemaal niet aan ongecertificeerde personen worden geleverd. Niettemin bestaat rond de vorige eigenaar, de huidige eigenaren en de medewerkers van SE Fireworks een netwerk van illegale handel in alle soorten vuurwerk. Ook kan in dit illegale circuit grondstoffen voor het vervaardigen van vuurwerk worden verkregen.
Het is in het voorjaar van 2000 erg druk met vuurwerkshows. De 13 opslagplaatsen, de 7 MAVOboxen en de 9 containers liggen vol professioneel vuurwerk en vrijwel elk weekend zijn er meerdere shows te geven.
De meimaand is warm en droog: In Enschede komt de temperatuur al 9 dagen boven de 25 graden, de zon schijnt elke dag en de luchtvochtigheid is slechts zo’n 24%.
Het verloop:
Zaterdag 13 mei is weer een prachtige dag. Er wordt voor het eerst sinds weken niet gewerkt bij SE Fireworks aan de Tollensstraat 50 in Roombeek-west. Toevallig wordt er die zaterdag rond 12 uur een satellietfoto van Noord-Enschede gemaakt (het is niet duidelijk door welke instantie en waarvoor). De vuurwerkopslag staat er duidelijk op. Er dan nog niets bijzonders op het terrein te zien.
Die middag rond 13.30 uur is echter wel de klusjesman van SE Fireworks, Hennie Kloppenborg, op het terrein om een hogedrukspuit op te halen.
Rond 14.45 uur horen en zien omwonenden vuurwerk ontploffen achter de gesloten hekken van de vuurwerkfabriek. Dat is niet ongewoon – er wordt wel vaker vuurwerk afgestoken – maar rond 14.50 uur ontstaan er brandjes in het droge gras rondom de fabriek. Omstreeks 15.00 uur klinkt er luid gerommel uit de vuurwerkopslagplaats.
Om 15.02 uur meldt de politiesurveillancewagen 48.17 aan hun meldkamer dat er sprake is van knallen en een ontploffing nabij de brouwerij van Grolsch aan de Roomweg te Enschede. Om 15.03 uur komt bij de alarmcentrale van de brandweer een melding binnen van een buitenbrand op het terrein van vuurwerkbedrijf SE Fireworks. Ook bij de politie komen nu meerdere telefoontjes binnen over ontploffingen en branden, maar op verschillende adressen.
Om 15.05 uur rukken de autospuit van de post Zuid en een autospuit en ladder van de hoofdpost uit naar de Roomweg, de vuurwerkfabriek van Haarman. Noch de straatnaam, noch de naam van de fabriek klopt, maar de brandweereenheden weten toch dat er brand is in een vuurwerkfabriek. Op dat moment zijn de beroepsposten in Enschede onderbemand omdat er een andere brand gaande is. Om 15.08 uur zijn de eerste 2 voertuigen met in totaal 5 man ter plaatse.
De toegangshekken tot het terrein van SE Fireworks zijn gesloten, maar daarachter woedt duidelijk brand. Als de brandweer het kleine toegangshek heeft geopend, treft ze verschillende branden aan. De vuurwerkmontage- en inpakruimte C2 is half vernield en staat in brand. Ook aan de gevel van gebouw H, de dakrand van loods G en op de MAVOboxen is brand. Buiten het terrein zijn her en der kleine grasbranden.
Intussen zijn meerdere autospuiten onderweg naar de verschillende locaties rondom de vuurwerkfabriek. 1 autospuit rijdt het terrein van de firma Thole naast SE Fireworks op om de grasbranden daar te gaan blussen. De alarmcentrale heeft dan nog geen goed beeld van de situatie en denkt dat het om veel kleine brandjes in verschillende straten in Roombeek-West gaat.
De Tollensstraat staat vol publiek. Om 15.15 uur komen de eigenaren Bakker en Pater en klusjesman Kloppenborg aan bij hun fabriek. Ze laten de brandweer weten dat er alleen klasse 1.4 (de lichtste gevarenklasse) vuurwerk ligt opgeslagen. Daardoor maakt de brandweer zich geen zorgen over groot explosie-gevaar. Wel laten ze het publiek uit de Tollensstraat verwijderen.
Bakker wil niet dat de brandweer de deuren van de opslag gaat openen, omdat daarmee de brandwerendheid van de opslag wordt ondermijnd, maar rond dat tijdstip gebeurt dat toch: Kloppenborg geeft zijn sleutel aan een brandweerman, die daarmee enkele bunkerdeuren opent. Welke deuren er precies op welk tijdstip worden geopend en of die deuren open blijven staan, is onbekend.
Om 15.22 slaan de vlammen uit opslagplaats C4 en vuurwerk schiet uit deze opslagplaats alle kanten uit.
Rond dat tijdstip geven politie en ambulance aan hun meldkamers door dat er een grote brand woedt in een vuurwerkfabriek en dat er explosiegevaar dreigt. Daarmee schatten ze de situatie duidelijk realistischer in dan de brandweer, die meent de zaak onder controle te hebben.
Om 15.28 uur ontstaat er ook brand tussen de zeecontainers E2 en E15, in een rommelig hoekje van het terrein waar een oude aanhanger met troep staat geparkeerd. Deze brand wordt geblust vanaf het dak van container E1 met slangen van de autospuit die op het terrein van Thole staat.
Als rond 15.30 uur zowel de branden in de opslagplaats C4 en bij de zeecontainers geblust worden verergert de situatie opeens heel snel. Zeecontainer E2 vliegt in brand en vanuit C4 schiet steeds meer vuurwerk in het rond.
Om 15.33.57 uur is er een hevige explosie in container E2. Er ontstaat een vuurbol rond de container. In deze container liggen zware vuurwerkbommen die eerst alle kanten op vliegen en vervolgens exploderen.
Om 15.34.40 uur exploderen de MAVOboxen heel snel achter elkaar. Dit is de eerste van 2 zeer krachtige explosies. Brandweerlieden, politiemensen en de toeschouwers slaan massaal op de vlucht nu het zo ernstig uit de hand blijkt te lopen. Door deze explosie sneuvelen ramen en dakpannen in de omgeving.
Om 15.35.42 uur neemt de brand in de opslagplaatsen fors toe.
Om 15.35.46 explodeert opslagplaats C11 als eerste, vrijwel direct gevolgd door alle andere opslagplaatsen. Een vuurbol van 135 meter doorsnee ontstaat op het terrein van de vuurwerkfabriek. Brandend vuurwerk en brokstukken puin worden honderden meters weggeslingerd. Op 580 meter van de vuurwerkfabriek wordt een bromfietser dodelijk getroffen door een stuk beton. Overal in de omgeving raken huizen in brand en storten in.
Door de explosies wordt een gebied van 42 hectare groot verwoest. 450 huizen in 11 straten gaan geheel verloren, in de omgeving raken 1500 woningen beschadigd.
Er vallen 947 gewonden, waarvan er 527 in ziekenhuizen moeten worden behandeld of opgenomen.
22 mensen komen om het leven. Van 3 van hen wordt niets meer teruggevonden.
4 maanden na de explosie, op 2 oktober 2000, overlijdt het 23e slachtoffer.
De rampbestrijding:
De brandweerauto’s rondom de vuurwerkopslagplaats zijn direct verwoest en bij het tellen van de koppen ontbreken 4 brandweerlieden. De resterende brandwachten proberen te helpen waar ze kunnen – als ze kunnen.
De alarmcentrale heeft na de explosie niet meteen een goed beeld van de hele situatie rond de Tollensstraat, maar op de enorme klap en de gigantische rookwolken reageren veel brandweerkorpsen al op eigen initiatief. Alle brandweer-, politie- en ambulance-eenheden uit de verre omtrek trekken richting Roombeek-West, inclusief eenheden van de Duitse Technische HilfsWerke en brandweerkorpsen van vlak over de grens. Zelfs vanuit de randstad komen ambulances, Sigma-teams (Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie) en traumateam’s toesnellen.
De eerste 35 minuten kan er van het blussen van de branden geen sprake zijn: alle handen zijn nodig om de gewonden te helpen en de overlevenden te evacueren.
De vele kleinere branden in de buurt nemen snel in omvang toe tot er rond 16.45 uur een heuse vuurstorm ontstaat in de wijk.
Omstreeks 16.10 uur beginnen de eerste brandweergroepen aan de buitenkant van het rampterrein met het blussen.
Inmiddels heeft de GGD rond 16 uur 2 gewondennesten ingericht in het Van Heekpark en in het CBB-gebouw.
Brokstukken hebben op het terrein van Grolsch vernielingen en branden veroorzaakt. Een methaangas-ballon staat in brand. Rond 16.20 uur besluit de GGD de gewondennesten te gaan verplaatsen omdat een ammoniaktank op het Grolsch terrein een grote bedreiging vormt. De ammoniak is echter al rond 15.50 uur “ingeblokt” door de bedrijfsbrandweer, maar er heerst grote verwarring over de feitelijke risico’s.
Burgemeester Mans is niet in de stad tijdens de explosie: Zodra hij op het stadhuis aankomt, geeft hij een rampenverklaring af. Het is dan 16.50 uur.
Pas rond 18.30 uur is de brandbestrijding op het rampterrein zo georganiseerd dat er gestructureerd geblust kan worden. Die 13e mei om 21 uur zijn de laatste gewonden uit de gewondennesten afgevoerd. In de Diekmanhal is opvang voor de niet gewonde bewoners geregeld. Ruim 2000 mensen zijn geevacueerd.
In de nacht brandt de wijk in een spookachtig decor verder. Pas op 14 mei om 19.30 uur zijn de branden voor het grootste deel geblust. Op dinsdag 15 mei om 2.00 uur zijn alle branden uit.
Nadat het terrein voldoende afgekoeld is, kan het Rampen Identificatie Team (RIT) gaan beginnen met het zoeken naar slachtoffers. Er zijn intussen lange lijsten met vermisten en een rechercheteam uit Amsterdam komt helpen om die lijst uit te dunnen.
Het puin zal voorzichtig worden verwijderd en naar een speciale stortplaats worden gebracht.
Op 18 mei zijn er officieel 17 slachtoffers geborgen, maar er is dan sprake van 3 extra slachtoffers die van het RIT niet openbaar gemaakt mogen worden. Op 19 mei zijn 7 mensen vermist en loopt het officiële dodental terug van 17 naar 16, totaal dus 23. Op 23 mei is de laatste stand 18 doden en 4 vermisten, totaal 22.
Later ontstaan veel speculaties over de grote hoeveelheid lijkwagens die af en aan rijden van het rampterrein naar de als mortuarium ingerichte hangar op het vliegveld Twente. Het uiteindelijke dodental wordt op 22 gesteld. Van 3 personen wordt niets meer teruggevonden.
Op 24 mei om 18 uur wordt de rampenverklaring ingetrokken en is de ramp officieël beeindigd.
In de jaren na de ramp is de wijk Roombeek-West helemaal opnieuw opgebouwd.
Het terrein van SE Fireworks is onbebouwd gebleven. De krater met resten van de vuurwerkbunker is nog steeds aanwezig en vormt zo een eenvoudig maar indrukwekkend monument.
De oorzaken:
Uit het NIBRAonderzoeksrapport: “Het ging in bijna alle schakels van de veiligheidsketen mis. Als de preventietaak op een goede wijze ingevuld was geweest, had de ramp niet plaatsgevonden.”
De opslag was anders gebouwd dan waarvoor vergunning was verleend. Er was geen sprinklerinstallatie en op sommige plekken waren er open verbindingen tussen de opslagplaatsen. Er waren ook onbeveiligde zeecontainers en prefab garageboxen in gebruik, die niet geschikt waren voor de opslag van zwaar vuurwerk.
De gemeente Enschede wist dat SE Fireworks niet over de juiste vergunningen beschikte, maar omdat het bedrijf toch eind 2002 naar een nieuwe locatie zou gaan werd er geen actie ondernomen.
Defensie is verantwoordelijk voor het controleren van vuurwerkopslagplaatsen, maar de beschikbare mankracht voor die controles was ontoereikend. Er werd nauwelijks in de praktijk gecontroleerd en als er een verbetering geëist werd was er geen sprake van controle op de uitvoering daarvan.
Het opgeslagen vuurwerk was verkeerd geclassificeerd en er lagen zeer gevaarlijke combinaties opgeslagen.
Vuurwerk wordt ingedeeld in 4 gevarenklassen:
- Klasse 1.1 gevaar voor massa-explosie.
- Klasse 1.2 gevaar voor scherfwerking, maar niet met gevaar voor massa-explosie.
- Klasse 1.3 gevaar voor brand, gering gevaar voor luchtdruk- of scherfwerking of gevaar voor beide, maar niet met gevaar voor massa-explosie
- Klasse 1.4 een gering ontploffingsgevaar, dat beperkt blijft tot de verpakking
Op 13 mei lag er bij SE Fireworks volgens de officiële opgave alleen vuurwerk uit de lichtste categorie 1.4 opgeslagen, maar het vuurwerk wordt al vanuit de fabriek in China verkeerd geclassificeerd om de transportkosten te drukken.
Zowel de RijksVerkeersInspectie als de vuurwerkbranche zelf waren daarvan op de hoogte, maar om kostentechnische redenen voelde men er niet veel voor om dat te verbeteren. De Inspectie en hun Ministerie lieten het er bij zitten.
In werkelijkheid ging het voornamelijk om klasse 1.3 vuurwerk, dat op sommige plekken uit de verpakking was gehaald. Daardoor moest dat vuurwerk als klasse 1.1 worden ingedeeld, de zwaarste en gevaarlijkste klasse. In de werkplaats C2 lag gedroogd schietkatoen, dat als lont werd gebruikt, open en bloot. Ook dit moet als klasse 1.1 worden behandeld.
Daarnaast lag er vrijwel zeker ook zwaar illegaal vuurwerk opgeslagen, dat uiteraard geen label had. Daarbij zouden mogelijk ook 2 vaten met zwart kruit zijn, dat zeer explosief is en zeker in klasse 1.1 valt.
De gecombineerde opslag van klasse 1.3 vuurwerk met zwaar illegaal vuurwerk, zwart kruit en vuurwerk dat uit de verpakking was – en dus in klasse 1.1 viel – kan tot een massa-explosie leiden. Dat is al in 1991, na de explosie van de vuurwerkopslagplaats van MS Vuurwerk in Culemborg, door TNO vastgesteld, met de aanbeveling vuurwerkopslag niet meer toe te staan in de bebouwde kom. Het cruciale rapport, dat had kunnen zorgen voor strengere regelgeving rond de vuurwerkopslag en daarmee het verdwijnen van SE Fireworks uit de Tollensstraat, verdween in een ambtelijke la.
De uiteindelijke oorzaak van de massa-explosies is vastgesteld als een schok-initiatie, wat wil zeggen dat het vuurwerk in de MAVOboxen tot ontploffing kwam door een schokgolf van de explosie in container E2 en de opslagplaatsen explodeerden door de schokgolf van de MAVO-boxen.
Maar er zijn twijfels of deze volgorde wel juist is. De berekeningen van de schokgolf zijn onder andere gebaseerd op de diepte van de krater op de plek van C11. Maar de krater zou zo diep zijn omdat op die plek een kuil onder de fundering van de bunker zat. Die kuil zat daar al toen het terrein nog een kolenopslag was. De geëxplodeerde bunkervloer zou in die kuil zijn gezakt, maar dat effect is niet verder in de berekeningen uitgewerkt.
Ook kan hiermee niet verklaard worden waarom er vuurwerk al vóór de massa-explosie om 15.35.46 uur recht de lucht invloog. Als het vuurwerk in de afgesloten ruimtes zou ontbranden, had het alle kanten opgeschoten, maar niet recht omhoog. Dat zou alleen mogelijk zijn als er toen vuurwerk buiten de afgesloten ruimtes tot ontbranding is gekomen.
De brandweer wist tijdens de uitruk dat het om brand in een vuurwerkopslag ging. Er zou echter geen aanvalsplan voor het bedrijf op de bluswagens aanwezig zijn en ook kreeg men geen extra informatie van de alarmcentrale over de aard van het bedrijf. In 2008 publiceerde TwenteNieuws echter informatie waaruit bleek dat er wel degelijk aanvalsplannen op de bluswagens aanwezig waren geweest, die niet werden toegepast.
Er werd uitgerukt met een tekort aan personeel. Daardoor kon de verkenning van het terrein niet goed plaatsvinden en heeft men wellicht branden over het hoofd gezien. Met name de brand tussen container E2 en E15, in de hoek waar de aanhanger stond, zou al langere tijd aan de gang zijn, maar omdat de bevelvoerder mee moest helpen met blussen werd deze niet tijdig ontdekt. Container E2 zou door deze langdurige brand aanzienlijk verhit zijn, tot er zelfontbranding in de container kon plaatsvinden.
Volgens anderen is deze brand echter veel later ontstaan en heeft dit geen impact op het verloop van de gebeurtenissen gehad.
De brandweer-officier was tijdens het blussen op de hoogte van de aanwezigheid van klasse 1.4 vuurwerk. Hij kende ook de klasse-indeling en wist dat hij bij zwaarder geclassificeerd vuurwerk snel de omgeving zou moeten evacueren. De eigenaren deelden hem echter expliciet mee dat het alleen om klasse 1.4 vuurwerk ging. Wel adviseerden de eigenaren om de deuren gesloten te houden. Daaran werd geen gevolg gegeven, waarschijnlijk omdat de brandweer meende de branden onder controle te hebben.
Tussen 15.18 en 15.30 uur heeft de brandweer, met de sleutel van klusjesman Kloppenborg, de deuren van een aantal bunkers geopend om, volgens de zogeheten “kubus”-methode, systematisch de ruimtes rondom de brandhaard te verkennen, hitte, rook en stoom uit de ruimtes te laten ontsnappen en vuurresten gericht af te blussen.
Het is nooit duidelijk geworden welke deuren wel of niet zijn geopend. Het openen van de bunkerdeuren terwijl de brand nog niet geblust was, zou de aanleiding kunnen zijn tot het verergeren van de branden en uiteindelijk tot de massa-explosies om 15.35 uur.
De belangrijkste oorzaak van de ramp is echter nooit definitief vastgesteld:
Waardoor ontstonden de eerste branden op en rond het terrein ?
Een theorie gaat uit van brandstichting met brandgranaten in of bij container E2. De brandstichter zou niet geweten hebben dat er in container E2 ook zeer explosieve “shells” waren opgeslagen. Door de explosie van E2 vlogen de “shells” in het rond en zette de kettingreactie van explosies in gang. Er is in eerste instantie een verdachte veroordeeld wegens brandstichting, maar in hoger beroep weer vrijgelaten omdat sluitend bewijs ontbrak.
Een andere theorie gaat uit van zelf-ontbranding van vuurwerk in een ruimte waar de CVketel hing. De branden zouden verergerd zijn na een gasexplosie en door uitstromend gas in die ruimte.
Later kwamen er twee, meer aannemelijke, scenario’s naar voren:
In het eerste scenario is er, nadat Hennie Kloppenborg rond 13.30 uur de hogedrukspuit heeft opgehaald, niemand meer op het terrein geweest.
Er is een ondeskundig op een tijdschakelaar aangesloten bouwlamp op het bunkercomplex, waardoor die zaterdagmiddag in de werkruimte C2 kortsluiting ontstaat. In C2 ligt geopend vuurwerk, dat tot ontbranding komt en daarmee het vuurwerk veroorzaakt dat rond 14.45 uur wordt gezien. In dit scenario is geen verklaring voor het recht omhoog vliegen van vuurwerk dat in de bunkers tot ontbranding zou zijn gekomen.
Het tweede scenario legt de nadruk op de levendige parallelhandel in illegaal vuurwerk, met het personeel en het terrein van SE Fireworks als middelpunt. Op die zaterdagmiddag zou een demonstratie van dit illegale vuurwerk aan een Duitse vuurwerkhandelaar uit de hand zijn gelopen. Tijdens die demonstratie zal er vuurwerk uit de bunkers zijn gehaald, en is het ook aannemelijk dat een aantal bunkerdeuren open waren. Dit scenario wordt ondersteund door getuigenverklaringen, die al ver vóór 14.45 vuurwerk hebben horen afsteken, en het kan verklaren waarom er vuurwerk recht omhoog vloog: Dat lag buiten de bunkers.
Dit scenario lijkt te worden ondersteund door een getuigenverklaring:
In mei 2010, 10 jaar na de ramp, verklaart een familielid van eigenaar Pater in een RTV-Oost reportage dat Pater, zijn vrouw, 2 oproep-medewerkers en klusjesman Kloppenborg die zaterdagmiddag tussen 13.30 uur en 14.30 uur op het terrein aan het werk waren. De oproep-medewerkers zouden een vuurwerk-tekstbord opgehaald hebben voor een jarig familielid, terwijl Pater en Kloppenborg zouden hebben getest of een partij verouderd vuurwerk nog te gebruiken was voor dat feest. Het testen van het verouderde vuurwerk zou het eerste vlammetje hebben veroorzaakt.
Geen van de theorieën en scenario’s zijn echter met concreet bewijs te onderbouwen.
SE Fireworks eigenaren Bakker en Pater werden in mei 2003 in hoger beroep veroordeeld tot een jaar cel wegens het overtreden van milieuvoorschriften, illegale handel in vuurwerk en brand en ontploffing door schuld met de dood tot gevolg.
De lessen:
De hele vuurwerkbranche werd direct aan extra controles onderworpen, maar ernstige misstanden werden niet aangetroffen. Wel werd duidelijk dat het uit China geïmporteerde vuurwerk niet correct gelabeld was. Her en der in het land drongen buurtbewoners aan op verplaatsing van de opslagen, maar in het overvolle Nederland kan niet makkelijk ruimte gevonden worden waar rondom een straal van 5 kilometer leeg blijft, zoals bijvoorbeeld in Amerika aangehouden wordt bij vuurwerkopslag van een soortgelijke capaciteit als die in Enschede.
De commissie Oosting oordeelde hard over het optreden van zowel landelijke als gemeentelijke overheden. De landelijke overheid heeft na een explosie in een vuurwerkopslag in Culemborg in 1991 onvoldoende preventief beleid ontwikkeld en de gemeente Enschede heeft vergunningen verleend waarmee een potentieel gevaarlijke situatie niet alleen gedoogd maar ook achteraf goedgekeurd werd. 2 wethouders traden daarom later af.
Ook het brandweer optreden in het eerste half uur werd door de commissie Oosting gelaakt. Er was geen aanvalsplan voor de vuurwerkopslagplaats, de brandweereenheden rukten uit met een bezetting die ver onder de landelijk norm viel, het alarmeringssysteem was niet conform die norm (één autospuit rukte uit met alleen de chauffeur, die elders bemanning moest oppikken), de alarmcentrale had geen overzicht van de gebeurtenissen rond de Tollensstraat en de plaatsen waar brandweer-eenheden waren ingezet, branden op en om het terrein werd niet goed verkend en de bevelvoerders schatten de situatie tijdens de brand veel te licht in waardoor ze niet tijdig tot grootschalige ontruiming van de omgeving overgingen.
Ook na de zware explosies werden er vele tekortkomingen rond de rampenbestrijdingsorganisatie geconstateerd. Zo duurde het ruim een uur voordat de Regionaal Commandant van Dienst kon worden bereikt. De informatie over de ammoniaktank op het Grolsch-terrein was niet volledig en bovendien onjuist, maar op grond daarvan werden wel 2 gewondennesten verplaatst. Politie en brandweer hadden op 2 verschillende locaties hun commandoposten ingericht.
Vreemd ?
In mei 2003 heeft het Openbaar Ministerie het onderzoek naar de oorzaak van de vuurwerkramp, het zogenaamde “eerste vlammetje”, op een laag pitje gezet. Daarmee wordt de kans dat er ooit licht komt in een aantal mysterieuze zaken erg klein. Meer dan welke naoorlogse ramp dan ook is de vuurwerkramp in Enschede omgeven door nooit opgehelderde raadsels:
Rond 14.45 uur horen en zien omwonenden vuurwerk ontploffen achter de gesloten hekken van de vuurwerkfabriek. Oom 14.50 uur ontstaan er door neerdalende vuurwerkresten brandjes in het droge gras rondom de fabriek. Volgens getuigen wordt er om 14.55 uur op het terrein zwaar mortier- vuurwerk afgestoken en om 15.00 uur klinkt er luid gerommel uit de vuurwerkopslagplaats.
Maar na 13.30 uur, toen klusjeman Hennie Kloppenborg een hogedrukspuit op heeft gehaald, zou er niemand van SE Fireworks meer op het terrein zijn geweest.
Het kan zijn dat onbevoegden zich via een naastgelegen terrein toegang hebben verschaft. Hoe zij bij het zware vuurwerk hebben kunnen komen, kan niet worden verklaard.
Op dat naastgelegen terrein zouden ook duistere praktijken in relatie tot drugshandel plaats hebben gevonden door de buurman van SE Fireworks, Henk Vinke. Deze zou na de ramp spoorloos zijn verdwenen en is als vermist bijgeschreven. Vinke zou echter op de Roomweg door vallend puin zijn getroffen, daarna zwaar gewond naar een pand in de Nieuwluststraat zijn gesleept, waar hij vervolgens in de vuurstorm niet meer gered kon worden en veraste.
Er zijn aanwijzigen dat er voor de explosies mensen op dat terrein waren en er snel vandoor zijn gegaan. De hermetische gesloten containers waarin vuurwerk wordt vervoerd lenen zich heel goed voor het vervoer van smokkelwaar, omdat ze om veiligheidsredenen nooit geopend worden door de douane.
Op 23 augustus 2002 werd verdachte Andre de Vries veroordeeld tot 15 jaar cel wegens opzettelijke brandstichting. Op de korte broek van de Vries zouden samengesmolten vuurwerkresten zijn aangetroffen, zijn alibi zou niet kloppen en hij heeft in de cel de brandstichting toegegeven tegen een undercover agent. De technische bewijzen waren echter niet sluitend. Zo werd het bewijs dat zijn mobiele telefoon vlak voor de brand werd opgepikt door een GSM-mast in de buurt van Tollensstraat ontkracht omdat er ander bewijs was dat de verdachte die telefoon niet in zijn bezit had. Ook het eventuele motief van de dader bleef duister.
Rechercheurs van het “Tol-team” gaven later te kennen dat het politie-onderzoek erg eenzijdig op de Vries toegespitst was en dat andere sporen daarom niet “uitgelopen” werden. De rol van de klusjesman Kloppenborg, van de zwager van eigenaar Pater en van zijn zoon, die die zaterdagmiddag mogelijk als laatsten op het terrein bezig waren met het afsteken van vuurwerk, werd daardoor niet nader onderzocht.
Op 12 mei 2003 werd de Vries in hoger beroep vrijgesproken. Volgens de rechtbank in Arnhem was er geen sluitend bewijs dat hij de veroorzaker was van het “eerste vlammetje”.
De broer van Andre de Vries is echter bekend in het circuit van de illegale vuurwerkhandel. De advocaat van beide eigenaren schetst een scenario waarin de broer van de Vries samen met klusjesman Kloppenborg (en wellicht in het bijzijn van de Vries ) die zaterdagmiddag op het terrein bezig waren met een illegale handel in zeer zwaar vuurwerk. Ze zouden daar demonstraties hebben gegeven aan een Duitse vuurwerkhandelaar. Deze handelaar kwam naar eigen zeggen rond 11 uur die zaterdagochtend “iets” ophalen bij SE Fireworks, maar stond voor een gesloten poort.
Het terrein van SE Fireworks was nog eigendom van de vorige eigenaar Smallenbroek. Op vrijdag 12 mei 2000 had de gemeente Enschede hem laten weten het terrein alleen leeg te willen overnemen. Zo niet, dan zou de prijs met 300.000 gulden omlaag gaan. Dit voedt het gerucht dat de (ex-) eigenaren belang hadden bij het verloren gaan van de opstallen van SE Fireworks, bijvoorbeeld door brandstichting.
Het opgeslagen vuurwerk kan volgens sommige deskundigen nooit zo’n hevige explosie veroorzaken. De commissie Oosting oordeelde dat het wel mogelijk was door de gecombineerde opslag van verpakt vuurwerk in klasse 1.3 en onverpakt vuurwerk en schietkatoen, dat in klasse 1.1 valt.
De eigenaren waren merkwaardig snel te plaatse en volgens een getuige had één van hen al tevoren aangegeven dat er bij brand een zeer gevaarlijke situatie zou ontstaan door de opslag van niet toegestane soorten explosieven. De vrouw van Pater zou over 2 vaatjes hebben gesproken, waarbij ze op het zwarte kruit zou doelen.
In mei 2005 concludeerde het Oostenrijkse onderzoeksbureau Federal Research Institute Arsenal dat de lucht boven SE Fireworks verzadigd zou zijn geweest met koolstof. Dit zou de explosieve kracht van de vuurwerkexplosie met 20% doen toenemen. De koolstof zou in de lucht gekomen zijn na de onvolledige verbranding van verpakkingsmateriaal tijdens de brand die aan de explosie voorafging.
Er is een theorie die de heftigheid van de explosie verklaard door de aanwezigheid van militaire explosieven (zoals de ondeugdelijke AP23 AntiPersoneelsMijnen) in de bunkers van SE Fireworks. De complotgedachte achter deze theorie vindt het bewijs daarvoor juist in het totaal ontbreken van enig bewijs, dat dus zeer zorgvuldig door overheid in een cover-up operatie zou zijn uitgewist.
De heftigheid van de explosie zou ook verklaard kunnen worden door de vorming van hoog explosief waterstofgas, dat gevormd zou kunnen worden doordat cellulose-nitraat uit de ijsfonteintjes in aanraking komt met het bluswater.
De illegale handel in vuurwerk is in alle onderzoeken wel aangestipt, maar deze handel is nergens direct aan de ramp gekoppeld.
Volgens journalist Simon Vuyk van het team van Peter de Vries is dit een ernstige – en zelfs bewust gemaakte – nalatigheid van justitie en politie. In april 2010 wil Vuijk in zijn boek “De waarheid achter de Vuurwerkramp” het definitieve bewijs voor de oorzaak van de vuurwerkramp leveren:
Volgens Vuijk is 2 dagen vóór de explosie een illegale lading ijsfonteintjes van het Deense bedrijf Pyro Tec aangekomen. De ijsfonteintjes, die in de horeca worden gebruikt om desserts mee te versieren, bestaan uit cellulose-nitraat, ook wel nitrocellulose of schietkatoen genoemd. Dit materiaal geeft bij ontbranding weinig rook en veel lichteffecten. Bij die lading zouden ook de 2 vaatjes zwart kruit hebben gezeten.
De illegale zending werd door klusjesman Kloppenborg her en der in de bunkers en loodsen “weggeregeld”, verstopt achter normaal klasse 1.3 vuurwerk. De combinatie van klasse 1.3 vuurwerk, het cellulose-nitraat in de ijsfonteintjes en de vaatjes zwart kruit, is echter zeer hoog explosief: Klasse 1.1, wat de enorme verwoestingen kan verklaren.
Vuijk verklaart “het eerste vlammetje” door het ondeskundig omgaan met illegaal vuurwerk door mensen uit de familiekring rond Pater, die rond 14.30 uur op het terrein zouden zijn om een vuurwerkbord op te halen voor een feestje die avond.
Vrijwel alle betrokkenen in de vuurwerkramp blijken gaten in hun alibi te hebben voor de periode voorafgaand aan de ramp, behalve eigenaar Bakker en zijn vrouw. De illegale handel zou volgens Vuijk worden bedreven door oud-eigenaar Smallenbroek, die daarbij Pater voor zijn karretje zou hebben gespannen, terwijl Bakker van niets wist.
Allerlei verklaringen in de politieverhoren blijken tegenstrijdig te zijn, maar die tegenstrijdigheden worden in het politie-onderzoek verder niet uitgewerkt.
Hoewel Vuijk zijn boek als de definitieve waarheid presenteert, blijft het bij hypotheses zonder onomstotelijk bewijs.
De getuigenis van een familielid van eigenaar Pater in Mei 2010, tien jaar na de explosie, lijkt de ramp terug te brengen tot een bedrijfsongeval, maar zo simpel kan het niet zijn: Bedrijfsongevallen kunnen gebeuren, en het is heel erg voor degenen die aan de basis van zo’n ramp staan, maar er is weinig reden om zo’n simpel feit tien jaar lang verborgen te houden. Er zou immers niets illegaals hebben plaatsgevonden, er werd kennelijk “gewoon” gewerkt tot 14.30 uur. Maar de omstandigheden rond dat werk en de personen die bij dat werk betrokken waren, blijven duister.
Een sleutelrol in het drama lijkt te zijn weggelegd voor klusjesman Kloppenborg, die op de meest cruciale tijdstippen en bij de meest cruciale gebeurtenissen aanwezig lijkt te zijn geweest. Toch is Kloppenborg nauwelijks door de Politie verhoord of iets ten laste gelegd. De klusjesman is van Enschede naar Groningen verhuisd en houdt zich ver van de pers-aandacht rondom zijn persoon. Zijn vrouw vertelde kort na de ramp aan Simon Vuijk: ‘Als alles achter de rug is komen we naar buiten met ons verhaal’ . Maar kennelijk is 10 jaar na dato nog niet alles achter de rug voor de Kloppenborgs…
Merkwaardig is het compleet verdwijnen van twee slachtoffers die op geruime afstand van de explosieplaats woonden. Er woedden wel zware branden en er stond niets meer overeind op de locaties waarvan aangenomen wordt dat de slachtoffers daar aanwezig waren tijdens de explosie, maar niet van een dusdanige intensiteit dat het hele lichaam niet meer teruggevonden kon worden. Het aantal doden is uiteindelijk op 22 gesteld, één lager dan aanvankelijk was opgegeven.
Pas in mei 2005 bevestigde de Gemeente Enschede het overlijden van een 23e slachtoffer op 2 oktober 2000. Dit slachtoffer is nooit in de officiële stukken over de vuurwerkramp meegeteld, maar eind 2000 is hierover wel een besluit van het gemeentebestuur geweest. Maar wanneer precies, blijft onbekend: Het formele collegebesluit is en blijft onvindbaar, erkent kabinetschef Jeannette Peters. ‘We weten dat het aan de orde is geweest in het college van B en W. Er is toen over meer mensen gesproken. De verslaglegging moet in de hectiek vergeten zijn.’
Bronnen:
eindrapport commissie Oosting,
www.tctubantia.nl,
TwenteNieuws,
www.nbdc.nl,
www.nrc.nl,
www.13mei2000.nl
munitieramp weblog
13 mei forum
crimocrime.web-log.nl (niet meer actief)
Op zoek naar de waarheid van de Vuurwerkramp, Simon Vuyk, © 2004 Simon Vuyk / Uitgeverij Rebel,
ISBN 9080826723
De waarheid achter de Vuurwerkramp, Simon Vuyk, © 2010 Simon Vuyk / Uitgeverij De Fonteinl,
ISBN 9789026134067
Het Parool
RTV Oost