12 December 1968 Scheepsbrand Amsterdam

De olietanker Diana is op de avond van 12 december 1968 aan het lossen bij de Mobil Oil raffinaderij in het westelijk havengebied van Amsterdam. Door het scheuren van een slang spuit de olie over het dek en de steiger, en vliegt in brand. De bemanning moet in het water springen om het schip te verlaten. 13 opvarenden kunnen niet worden gered en komen om het leven. Een zwaargewond bemanningslid overlijdt later in het ziekenhuis.

De prelude:

Tanker Diane werd in 1965 gebouwd op de Mitsubishi werf in Nagasaki, Japan. Het schip voer onder Liberiaanse vlag en vervoerde olie voor Mobil Oil. Het schip was 236 meter lang, had een bruto tonnage van 33628 ton en 12 tanks.
Het voer niet onder een gelukkig gesternte: in april 1967 werd het schip op de Noordzee aangevaren en raakte het voorschip in brand. 28 opvarenden konden worden gered, maar 2 zijn vermist. De tanker werd zwaar beschadigd, maar is bij de Verolme werf in Rotterdam hersteld.

Tanker Diane na de aanvaring in april 1967

In de jaren zestig maakte wethouder (en latere Minister President) Joop den Uyl zich sterk voor de groei van de Amsterdamse haven. In die jaren breidde in Rotterdam de petrochemische industrie zich razendsnel uit, maar in Amsterdam bleef het stil. Kosten noch moeite werden gespaard – er werd zelfs een pijpleiding naar Rotterdam aangelegd omdat de grootste tankers de Amsterdamse haven niet in konden vanwege het ondiepe Noordzeekanaal – en in 1966 vestigde de Mobil Oil raffinaderij zich aan de Amerikahaven in het Westelijk Havengebied.

De Mobil Oil raffinaderij aan de Amerikahaven.
Links de loswal waar de Diana lag afgemeerd.
Het verloop:

Die donderdag 12 december 1968 wordt de Diane gelost aan de loswal van Mobil Oil. Er zijn ongeveer 50 bemanningsleden, bijna dubbel zoveel als normaal omdat er in Amsterdam werd afgelost. Maar niet iedereen is ook daadwerkelijk aan boord, een deel is op stap in de stad.
Sommige tanks zijn al leeg en worden ontlucht, als om even na 23 uur een explosie ontstaat. Het schip staat in mum van tijd vanaf de brug totaan het voorschip in brand. Brandende olie komt in het water terecht en ook de loswal zelf raakt in brand. De bemanning aan boord kan niet meer van het fel brandende schip af. Ze ontkomen via de trossen of moeten in het water springen.
Om 23.13 uur komen een groot aantal brandmeldingen bij de Amsterdamse brandweer binnen, die met groot materieel, waaronder blusboten, de Mobil Oil bedrijfsbrandweer te hulp schiet.

De brandweer heeft de handen vol aan het blussen van de enorme oliebrand. Het schip kan niet betreden worden. Er worden enorme hoeveelheden schuim op de oliebrand gespoten en met water wordt de scheepswand afgekoeld. Rond 02.30 uur is de brand onder controle, maar pas tegen 16.00 uur zijn alle ruimtes in het schip geblust.
Het is die nacht niet meteen duidelijk dat niet alle bemanningsleden veilig aan wal zijn gekomen. Pas rond 08.00 uur wordt aan de hand van de bemanningslijst en het tellen van koppen vastgesteld dat er 13 vermisten zijn. Ze worden allen in de weken na de brand in het water van de Amerikahaven gevonden. Een zwaargewond bemanningslid overlijdt later in het ziekenhuis.

De blussing (tekening Brandweer Amsterdam)

Het schip is met de resterende lading van 40.000 liter olie afgesleept naar de NDSM werf in Amsterdam om daar onder strenge veiligheidsmaatregelen te worden gelost en gerepareerd.
Het schip voer daarna verder onder Panamese vlag tot het in 1982 werdt gesloopt.

De oorzaken:

Door de bewegingen van het schip kwam er druk te staan op de slangleiding die de olie uit het schip pompte. Die leiding scheurde, waarna de olie over het dek, de steiger en op het water spoot. Boven de olie vormde zich een explosief dampmengsel. Er stond die avond vrijwel geen wind, zodat het mengsel vlak boven de olie bleef hangen.
Het mengsel explodeerde door onbekende oorzaak, waarna de olie op het dek, op de steiger en op het water in brand vloog.

De bemanning is in paniek geraakt en overboord gesprongen, het ijskoude water in. Achteraf bleek dat dat onnodig was geweest. Zowel het voor- als het achterdek bleven gespaard door de brand.

De lessen:

De petrochemische industrie is omgeven door risico’s. De vloeistoffen zijn zeer brandbaar, de dampen zijn zeer explosief en in het hele raffinageproces worden die vloeistoffen voortdurend rondgepompt over het terrein. Het gaat dan ook regelmatig mis. In januari 1968 explodeerde een olietank bij Shell Pernis, met een enorme ravage tot gevolg.

Veilig en explosievrij werken staat voorop in de petrochemische industrie en moderne meet- en pompapparatuur maken het werken veel veiliger dan in de jaren 60, maar branden en explosies doen zich toch regelmatig voor.

Bronnen:

https://www.kappetijn.eu/wp-content/uploads/2020/08/101-Diane-tankschip-Amsterdam-brand-12-12-1968.pdf